Gouden tor (Cetonia aurata)
April is de maand van de bijentelling. In het museum is er daarom extra aandacht voor deze mooie insecten, die 80% van 's werelds bloeiende planten (primair) bestuiven, waaronder menig voedselgewas.
Maar ook andere dieren bestuiven planten: ze brengen stuifmeel van de ene bloem naar de andere, zodat zaadvorming plaats kan vinden. Onder de bestuivers zijn veel insecten, zoals wespen, zweefvliegen, kevers en vlinders. Maar ook vogels en zelfs zoogdieren bestuiven mee!
Deze maand kiezen we voor een bestuivende kever: de Gouden tor.
De Gouden tor hoort tot de familie van de Bladsprietkevers, de Scarabaeidae, bekend van hun stevige vorm. Ze zijn ongeveer 2 cm lang en prachtig van kleur: hun rug, dekschilden en de bovenzijde van de kop zijn glanzend metallic goudgroen, soms met een zweem van paars. Aan de onderkant zijn ze koperkleurig.
Deze goudgroene kleur is geen pigment, maar het resultaat van de microscopische structuur van de chitine (een soort bouwstof) die het uitwendige skelet van de kever vormt. Die structuur weerkaatst het licht op een bepaalde manier, de zogenaamde "links circulaire polarisatie" *. Daarom oogt de Gouden tor gekleurd.
Maar: als je naar de torren kijkt door een filter dat rechts circulair gepolariseerd is, zijn ze kleurloos! Heel bijzonder, want circulaire polarisatie is extreem zeldzaam in de natuur. Het is wel waargenomen bij enkele andere leden van dezelfde keverfamilie.
Superbestuivers
Het lievelingseten van Gouden torren is nectar en stuifmeel, bij voorkeur van rozen en van de planten die tot de rozenfamilie behoren. Ze zijn het liefst actief als het zonnig is. Maar zitten ze te eten, dan zijn ze vrij rustig: op dat moment kun je ze gemakkelijk observeren als je ze tegenkomt. De kans daarop is het grootst in mei en juni. Dan, in het voorjaar, ontpoppen de meeste larven zich tot volwassen kevers nadat ze zich enkele jaren tegoed hebben gedaan aan vermolmd hout.
Gouden torren kunnen goed vliegen. Daardoor zijn ze effectieve bestuivers: tijdens hun zoektocht naar eten nemen ze het stuifmeel, waarmee ze op hun kop, snuit of poten bedekt raken, gemakkelijk mee van plant tot plant. Opmerkelijk is dat hun dekschilden dicht op hun plaats blijven: de vleugels van de Gouden tor komen naar buiten via een spleet onderaan de buitenzijde van elk dekschild. Bij de meeste andere vliegende kevers gaan die vleugels opzij, zodat de vleugels uitgestrekt kunnen worden.
Je kunt in het museum een Gouden tor bewonderen in de OO-zone, maar hou ook straks de rozen en vlieren in tuinen en parken goed in de gaten – grote kans dat je deze bijzondere bestuiver kunt spotten!