Dier van de maand
Elke maand kiest directeur Fiona Zachariasse of één van onze conservatoren een dier van de maand uit de uitgebreide, diverse collectie om in het zonnetje te zetten. Dat kan om allerlei redenen zijn: omdat ze wel eens wat extra aandacht verdienen, omdat ze een mooi verhaal hebben, of er grappig/lelijk/verrassend uitzien.
Deze maand: de Hermelijn!
Stel je voor: je woont in het noorden van het noordelijk halfrond, het is winter en je wordt wakker met wit of grijs haar! Klinkt raar he, maar toch overkomt het sommige dieren die daar voorkomen. Hun vacht of verenkleed wordt wit of lichtgrijs, zodat ze minder opvallen in het grijswitte winterse landschap. Dat gebeurt ook met de hermelijn.
Hermelijnen zijn kleine zoogdieren die horen bij de familie Mustelidae, de marterachtigen. Ze zijn familie van de wezel: ze lijken er ook op, maar een hermelijn is iets groter. Ze zijn slank, tussen de 20 en 30 cm lang, met daarbij een staart van 11 tot 14 cm. Ze hebben een spits toelopend kop en kleine ronde oren. Hun zomervacht is kastanjebruin met een geelwitte buikzijde en zwart getipte staart. In de winter zijn ze (op dat zwarte tipje na dan) in koude gebieden geheel wit.
Zie je af en toe wel een bruin exemplaar in de winter? Dat kan kloppen: Nederland ligt op de huidige temperatuurscheidingslijn voor het veranderen van kleur voor hermelijnen. Dus naast witte kom je hier ook af en toe een hermelijn tegen die ondanks dat het winter is, stug (gedeeltelijk) bruin is gebleven.
Een hermelijn voelt zich overal thuis waar er voldoende dekking voor hem is: in bossen, houtwallen, gemengde landbouwgebieden en in de duinen. In Nederland komen ze voor op het vasteland en op Texel. Ze zijn geduchte jagers, zowel overdag als s ’nachts, met name op kleine zoogdieren zoals konijnen, ratten en woelmuizen. Af en toe staan vogeleieren en vogels op het menu. Bijzonder: een hermelijn vangt vaak prooien die groter zijn dan hijzelf.
Karakteristiek voor de hermelijn is het zogenaamde kegelen; het op de achterpoten gaan staan met het lichaam omhoog gestrekt om zo over een gebied heen te kunnen kijken.
Einzelgänger met gezellig nest
Hermelijnen zijn solitaire beestjes: ze leven het liefst alleen. Wel hebben ze elk een eigen territorium waar ze meerdere nesten hebben. Die nesten vind je vaak in de verlaten holen van andere dieren. Een hermelijn maakt zijn nest graag gezellig: dat doet hij door het van binnen te decoreren met de vacht van zijn prooi.
In de paartijd, eind mei en begin juni, overlapt het territorium van het mannetje dat van meerdere vrouwtjes en gaat hij zwerven. Vrouwtjes hebben een uitgestelde draagtijd, zodat het embryo pas zich ontwikkelt in het volgende voorjaar. Begin april baart het vrouwtje tussen de vijf en twaalf jongen, die bij de geboorte blind, doof en hulpeloos zijn. Maar al na 12 weken na de geboorte zijn ze helemaal onafhankelijk. Ze gaan dan op zoek naar een eigen territorium.
Een hermelijn kan 10 jaar oud worden, maar in het wild is de levensduur aanzienlijk korter.
In het museum kan je een hermelijn zien in de tentoonstellingen OO-zone en Naar Buiten.